Liever duurzame daadkracht dan goedbedoelde idealen

27.09.2023 Niels van der Horst

Liever duurzame daadkracht dan goedbedoelde idealen
© fd

‘Het kabinet lijkt moeite te hebben om echt iets in beweging te zetten’, staat in de analyse van het FME van de Miljoenennota 2024. Dit, ondanks allerlei maatregelen op het gebied van onder andere energiebelasting,  energietarieven, stimuleringssubsidies, verplichte energiebesparende maatregelen, wettelijke terugverdientijd en de mogelijkheden voor investeringsaftrek. Het FME vindt dat het kabinet de uitvoerbaarheid van de maatregelen niet goed heeft meegenomen, gezien de vergunningen-problematiek (stikstof) en het gebrek aan personeel. Tegelijkertijd is de door het kabinet gerealiseerde capaciteitsuitbreiding van het elektriciteitsnet onvoldoende, terwijl die nodig is om de overstap van gas naar stroom te versnellen.

Ook ziet het FME dat de budgetten voor innovatie meer en meer onder druk staan. Het kabinet schuift in dit kader onder andere de inzet van het Nationaal Groeifonds voor zich uit. FME ziet dat er in andere landen honderden miljarden worden geïnvesteerd in de industriële toekomst en dat Nederland structureel achter blijft en zich in de Europese middenmoot begeeft. Verder ontbreekt volgens de werkgeversorganisatie voor de technologische industrie een visie om het tekort aan technici structureel op te lossen en ontbreken bovendien de investeringen daartoe.

Macro-economisch beeld
De Macro-Economische Verkenning (MEV) die het Centraal Planbureau (CPB) altijd deelt op Prinsjesdag, voorspelt voor 2024 een verdubbeling aan economische groei naar 1,5%. Het is verder de verwachting dat de inflatie ongeveer gelijk blijft met 3,8%. De energiekosten voor de industrie dalen met 10% maar liggen daarmee nog steeds ruim de helft hoger dan voor de corona pandemie. Op basis van data van Oxford Economics is het de verwachting dat de gehele technologische sector in 2023 krimpt met 1,9%.

Krimp
Gezien de technologische industrie als sector sterk afhankelijk is van energie en export, is zij onevenredig hard geraakt door de hoge energieprijzen en verstoorde internationale waardeketens. De regering heeft de eerder aangekondigde verhoging van de energiebelasting deels teruggedraaid maar de industrie moet nog steeds € 500 miljoen extra aan gas-tax gaan betalen. In de deelsectoren wisselen de cijfers. Zo zal bijvoorbeeld de basismetaalsector vanwege haar energiebehoefte dit jaar met bijna 18% krimpen en wordt voor machineonderhoud en -installatie juist een groei van bijna 18% verwacht.

Knelpunten
De knelpunten voor bedrijven om tot vergroening te komen zijn netcongestie en de beperkte beschikbaarheid van duurzame elektriciteit, warmtenetten, waterstof en groen gas. FME maakt zich grote zorgen of ondernemingen met energie intensieve bedrijfsprocessen voor 2030 over kunnen stappen op duurzame energie. Mocht er niet overgegaan kunnen worden van fossiel naar duurzaam dan valt het motiverende deel van de verhoging van de belasting op gas weg en wordt het een lastenverzwaring.

Inzet belastinggelden
Met het oog op het hebben van een daadwerkelijke keuze vindt FME dat (een vrijstelling voor) energiebelasting gelijk op moet gaan met de beschikbaarheid van groene energie. Ook vreest men voor een verschuiving van internationale investeringen richting het buitenland. De inkomsten via het afbouwen van de belastingvrijstellingen, zouden – het liefst in heel Europa - ingezet moeten worden voor het (sneller) vergroten van het aanbod van duurzame energie. Een injectie van 100 miljoen euro in de circulaire economie, zodat de transitie ook qua middelen sneller uitgevoerd kan worden, zou die inzet van belastinggelden moeten vergezellen.

Zonder mensen geen transitie
Qua arbeidstekorten ziet FME dat er in plaats van extra investeringen, de al vele jaren structureel beschikbare middelen voor een leven lang ontwikkelen, zelfs geschrapt worden vanaf 2024. Positief is dat de Crisisregeling Personeelsbehoud een onderdeel wordt van het arbeidsmarktpakket maar voor de benodigde aanpassingen van de arbeidsmarkt ontbreken maatregelen. Hierdoor zal het tekort aan technici oplopen, wat het risico op een stagnerende groei en het niet kunnen volgen van de technologische veranderingen met zich meebrengt.

Lichtpuntjes
Als kleine lichtpuntjes ziet FME de reservering van de jaarlijkse ruim 8 miljoen voor de techniekhavo en de verhoging van de subsidie Praktijkleren naar 19 miljoen euro in 2024. Ook komt er extra geld en aandacht voor digitale basisvaardigheden in het basis- en voortgezet onderwijs. Om al die leerlingen structureel in aanraking te laten (blijven) komen met techniek en technologie werkt FME mee aan het Nationaal Groeifondsvoorstel ‘Investeren in talent van de toekomst’ en het opnemen van techniek en technologie in de vakkenpakketten.

Innovatie(wedloop)
In de troonrede werd uitgesproken om de innovatiekracht en concurrentiepositie te verstevigen. Dat uit zich onder andere in de indexering van het budget voor de generieke stimuleringsmaatregel voor innovatie, de WBSO en de 100 miljoen in het European Tech Champions Initiative (ETCI) voor het beter benutten van (de kennis rond) innovaties. Verder zal het Missiegedreven Innovatiebeleid zich gaan richten op de belangrijke transities, waaronder duurzaamheid en digitalisering. Als bemoeilijkende factor wordt de versobering van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het verlagen van de mkb-winstvrijstelling gezien. Dat zal het voor de technologische sector lastiger maken om de internationale concurrentiestrijd aan te gaan.

Digitalisering
Een brede digitalisering van de maakindustrie is een randvoorwaarde voor een circulaire economie en duurzame industrie. Het vraagt om goede publiek-private samenwerking en een lange adem. Het is de reden waarom FME de economische én maatschappelijke relevantie blijft benoemen van het Smart Industry-programma voor de digitale economie. De flinke toename aan mensen die met het relatief onbekende cybersecuritytoezicht te maken krijgen, dient adequaat door het RDI te worden ondersteund.

Gebouwde omgeving
FME ziet in de kabinetsplannen geen concrete maatregelen voor de realisatie van de 1 miljoen woningen die volgens de bouwopgave in 2030 gebouwd moeten zijn. Met het huidige en beoogde beleid zal het woningtekort, dat inmiddels een kleine 5% van de woningvoorraad betreft, niet ingelopen worden. De plannen bevatten te weinig concrete financiële stimuleringsmaatregelen om de aantallen van de bouwopgave halen. De tekorten aan grondstoffen en werknemers, de steeds hogere energieprijzen en stijgende rente eisen hun tol voor een toenemend aantal bedrijven. Bovendien is er de remmende klimaatregelgeving over CO2-reductie en stikstof die hinder zorgt bij het verlenen van vergunningen en het bouwen zelf. Wel worden financiële impulsen geboden via onder andere (subsidie)regelingen ten bate van isolatie, zonnepanelen en warmtepompen.

Impulsen en haperingen
Als de bedrijvigheid in de bouw daalt, heeft dat direct impact op FME leden. Bovengenoemde stimulans voor isolatie, zonnepanelen en warmtepompen werkt ondersteunend voor de (woning)bouw in de beweging richting duurzaamheid. Een verdere impuls kan komen van het aanscherpen van de gestelde normen voor de milieuprestatie van gebouwen. Toch ziet FME vooral een gebrek aan maatregelen, in dit geval om genoemde bouwopgave te halen. Bovendien blijven stappen uit om het stokkende beleid rond vergunningen en de gevolgen van de strenge(re) milieuregelgeving aan te pakken, hetgeen deze opgave verder bemoeilijkt.

Plannen voor de bouw
Door de uitkoop van boeren en de transitiemaatregelen ontstaat ruimte rond stikstof. FME pleit voor herbestemming hiervan ten bate van de (nieuw)bouw, het versnellen van vergunningverlening en uiteindelijk de starters op de woningmarkt. FME zou tot slot graag al in 2024 een koppeling zien van de materiaalprestatie aan de energieprestatie van een gebouw en dringt aan op een grootschalige energiebesparing via ledverlichting in gebouwen, grond-, wegen- en waterbouw en overige infra.